Een padvinder

Hoop

Ursula Le Guin raadt me aan om Star Trek Next Generation te kijken, dus dat doe ik.

Aflevering 1. Vierentwintigste eeuw. Ergens in de buurt van de planeet Deneb Four. Een man in een Middeleeuws pak verschijnt midden op de brug (veel te overduidelijk een filmset) van het ruimteschip Enterprise. Ik gniffel: science fiction in de jaren ‘80, zo ongeloofwaardig, zo naïef. Geef mij maar recentere scifi. De mensheid die zichzelf om zeep helpt, kapitalistische megacorporaties die de wereld bestieren, dat is nog eens een geloofwaardig verhaal.

De crew van de Enterprise wordt getransporteerd naar een Middeleeuws aandoende rechtbank om daar terecht te staan voor de misdaden van de mensheid. Het is duidelijk dat het een groot showproces is: de rechter (de mysterieuze Q) doet wat hij wil. Als Data een wet uit 2036 aandraagt waarin staat dat ze niet terecht kunnen worden gesteld voor de daden van hun voorouders, antwoordt Q: “This is a court of the year 2079, by which time more rapid progress had caused all United Earth nonsense to be abolished.” Tasha valt woedend uit tegen Q: “I grew up in a world that allowed things like this court, and it was people like these [de crew] that saved me from it. This so-called court should get down on its knees to what Starfleet is, what it represents.“

Misschien was ik te snel met mijn oordeel. Dit verhaal is helemaal niet naïef, misschien niet eens optimistisch. Het gaat niet goed met de mensheid in de eenentwintigste eeuw. Er is veel leed. En getuige Tasha’s verhaal is dat er in de vierentwintigste eeuw nog steeds. Maar waarom zou er niet ook hoop kunnen zijn? De mensheid kan zijn problemen overstijgen, alternatieve toekomstvisies ontwikkelen, nieuwe werelden ontdekken (zonder die gelijk te koloniseren). Misschien kunnen we juist wel wat meer van dat soort verhalen gebruiken in de naïeve jaren ‘20.