Ik steek mijn neus na een dag achter de computer en in de boeken naar buiten en word overvallen door een mengeling van geuren. Het pruttelende avondeten van één of mogelijk meerdere buren, de koude paarse avondlucht, de bloemen op het balkon die vinden dat het al lente is. Daarna een plotselinge urgentie om naar buiten te gaan en meer te ruiken, horen, voelen, zien. De drukte rondom de ingang van de Jumbo, een klein jongetje in geanimeerd gesprek met zichzelf. Langs de rokende vrouwen bij cafetaria de Rooij, “...daar zit ook heel veel zout in...”, geuren van friet en döner en tabak. Een ronkende auto, schreeuwende jongens die veel te oud zijn voor de speeltuin. Ik voel een fysieke honger van mijn zintuigen om het allemaal in me op te nemen.